Wat hebben we ook alweer bedoeld?

Door: mr. Karan A. Doekhi

U kent het wel; een goede vriend (of vriendin) vraagt of u zin heeft om samen naar de film te gaan. Uiteraard, denkt u. Gezellig met iemand naar de film met mogelijk een hapje en een drankje achteraf gaat u niet graag uit de weg. De film draait om 7 PM in de bioscoop en u bent er ruim van tevoren. Daar zit u dan, wachtend op die vriend of vriendin. Het is 6.45 PM, dan 7 PM en dan 7.15 PM. Geen vriend of vriendin te bekennen. Waar is dit mis gegaan? Opeens rinkelt uw telefoon; het is die vriend(in) met de vraag waar u bent. De film gaat beginnen! Dan wordt duidelijk dat u bij de verkeerde bioscoop bent! Het is hier misgegaan bij het maken van de afspraak om naar de film te gaan. Niet duidelijk is gecommuniceerd bij welke bioscoop u moest zijn en u bent dus op basis van uw eigen aanname uitgegaan van de bioscoop waar u zelf altijd naartoe gaat of waar u voor het laatst met dezelfde vriend(in) was.

Dit soort situaties komen veel voor. Hier zit niet direct, maar indirect toch ook een juridisch tintje aan en daar wil ik het graag met u over hebben vandaag. De achterliggende theorie bij deze vrij alledaagse situatie draait om de vraag: “wat hebben we – of, meer juridisch gezegd, ‘partijen’- nu eigenlijk bedoeld?”. Die vraagt hangt samen met diverse juridische invalshoeken. Voor deze bijdrage wil ik de invalshoek van het contracteren bespreken. Zo op het eerste gezicht is dat niet gelijk duidelijk uit de hiervoor omschreven casus, maar kernelement daar is dat er twee partijen zijn die samen een afspraak met elkaar hebben gemaakt. De ene partij heeft aangeboden om samen naar de film te gaan en de andere partij heeft dat aanbod geaccepteerd. Daarmee is in strikt juridische zin een ‘overeenkomst’ tot stand gekomen. Vervolgens is onduidelijkheid ontstaan over de inhoud van de gemaakte afspraak, namelijk naar welke bioscoop men zou gaan.

Onduidelijkheid over gemaakte afspraken kan voorkomen in dergelijke alledaagse situaties. Denk aan de afspraak in een huishouden over wie het vuil langs de weg gaat zetten, wie de vaatwasser uitruimt of wie de was doet. Dit soort onduidelijke afspraken haalt niet vaak het juridische debat, laat staan dat daarover ook wordt geprocedeerd. Dat is maar goed ook! Worden de afspraken echter serieuzer van aard en bijvoorbeeld ook commerciëler van aard, dan komt de juridische toetsing ook steeds dichterbij. Stel bijvoorbeeld dat een afspraak gemaakt wordt over de aankoop van een dure machine voor uw eigen bedrijf met daarbij bepaalde garanties. De machine gaat stuk en discussie ontstaat over de inhoud van de garantie clausules. Is daar dan onduidelijkheid over, dan komt het in de kern aan op een juridische toetsing.

Hoe die toetsing moet plaatsvinden is in de juridische praktijk geen onbekend fenomeen. Jaren terug heeft de Hoge Raad al in 1981 in het bekende Haviltex arrest bepaald dat bij onduidelijkheid over de letterlijke bewoording van een overeenkomst onderzocht moet worden wat partijen over en weer hebben mogen verwachten van elkaar over de inhoud en strekking van de onduidelijk gebleken bepaling. Diverse omstandigheden moeten daarbij dan worden meegewogen, waaronder in hoeverre partijen (of één van hen) over kennis van het recht beschikt en tot welke maatschappelijke kring partijen behoren. Al met al is het doel en de strekking van het Haviltex arrest geweest om duidelijkheid te kunnen geven aan onduidelijke bedingen in een overeenkomst. De ‘bottom line’ is daarbij dat verder moet worden gekeken dan naar alleen de tekst van de onduidelijke bepaling zelf.

Juristen maken in de dagelijkse contractenrechtpraktijk veelvuldig gebruik van het Haviltex arrest en ook van de daarop volgende jurisprudentie die gaat over de uitleg van onduidelijke contractsbepalingen. Hier wordt ook met enige regelmaat over geprocedeerd. Ik durf zelfs te zeggen dat in ieder geval onder juristen de term “Haviltexen” daar waar het gaat over de toetsing en uitleg van een overeenkomst een algemeen bekend begrip is geworden.

De ontwikkeling van het recht staat echter niet stil. Steeds weer volgt jurisprudentie waarmee juridische leerstukken verder worden geconcretiseerd. Zo ook waar dat betrekking heeft op het fenomeen Haviltexen, en wel erg recentelijk. Op 25 augustus 2023 wees de Hoge Raad een arrest dat weer gaat over dit fenomeen. In die zaak ging het om een overeenkomst waarin partijen in de aanhef een bepaling hadden opgenomen waarmee werd vastgelegd dat bij discussie over de inhoud van de in deze zaak centraal staande overeenkomst puur en alleen naar de tekstuele (of beter gezegd ‘grammaticale’) bewoordingen gekeken moest worden. Met andere woorden: deze overeenkomst willen partijen juist niet Haviltexen. Kennelijk hebben de partijen bij deze overeenkomst, of in ieder geval hun juristen, bedacht dat het beter zou zijn om strikt bij de letterlijke bewoordingen van de overeenkomst te blijven. Dus ook in het geval van onduidelijkheid.

U raadt het al: er kwam vervolgens onduidelijkheid. Het gaat voor deze bijdrage te ver om tot in detail die onduidelijkheid die ontstond te bespreken, maar kort samengevat ging het om de vraag per wanneer een afgesproken verplichting tot betaling van partneralimentatie moest eindigen. De ene partij meende dat de einddatum voor betaling later moest zijn dan in de overeenkomst was opgenomen. Nu partijen echter in dezelfde overeenkomst hebben afgesproken niet te willen Haviltexen, is uiteindelijk door de Hoge Raad vastgehouden aan de letterlijke tekst van de overeenkomst. De partij die langer betaald wilde krijgen, kreeg daarmee dus ongelijk.

Dit leert ons dat bij het sluiten van overeenkomsten goed nagedacht moet worden over de vraag of het gewenst is dat op een later moment aan bijvoorbeeld een rechter de mogelijkheid geboden wordt om een gesloten overeenkomst te Haviltexen naar aanleiding van gerezen onduidelijkheid. Dat kan namelijk weleens nuttig zijn, bijvoorbeeld als het gaat om het rechtzetten van onduidelijkheid door mee te wegen wat partijen nu eigenlijk bedoeld hebben bij het sluiten van de overeenkomst.

Het voorgaande kan voor de alledaagse praktijk wat hoogdravende juristerij lijken, maar toch kunt u ook in het alledaagse hiermee te maken krijgen. Denk bijvoorbeeld aan de aankoop van een woning of (tweedehands) auto. Is er daarbij een garantie gegeven voor verborgen gebreken? Wat zijn eigenlijk verborgen gebreken? Al snel sluipen in dit soort meer alledaagse overeenkomsten ook meer gestandaardiseerde clausules, al dan niet simpelweg van het internet geplukt. Dat is erg riskant, omdat daar clausules tussen kunnen zitten die bij discussie over de inhoud opeens erg nadelig voor u kunnen blijken. Het is dus goed om u bij het sluiten van ook dit soort meer alledaagse overeenkomsten in ieder geval goed te laten adviseren over de juridische impact. Aan te bevelen is het verder dat de bedoelingen van partijen bij de inhoud van een overeenkomst worden gedocumenteerd. U weet het immers niet op voorhand of u in de toekomst in een discussie over de onduidelijkheid van contractsbepalingen terecht komt, maar als dat zo is dan is het wel fijn dat u kunt onderbouwen wat partijen aanvankelijk hadden bedoeld.

Verder kunt u het natuurlijk ook in de huiselijke sferen proberen om te blijven Haviltexen bij onduidelijkheid over gemaakte afspraken. Ik probeerde dat laatst zelf thuis ook nog bij de vraag wie het vuilnis buiten zou zetten. Ik denk dat ik in die discussie ook met best goede argumenten ben gekomen, maar uiteindelijk heb ik toch maar zelf het vuilnis buiten gezet. Wellicht dat in ieder geval in mijn huiselijke sfeer Haviltexen dan toch is uitgesloten? Maar ach, de bedoelingen waren van beide kanten uiteraard goed.

Graag dank ik u weer voor het meelezen en tot de volgende keer!

Photo by Jon Tyson on Unsplash

Karan A. Doekhi